« terug

Taalniveau B1: de nieuwste kleren van de keizer

Carel Jansen, Hoogleraar Communicatie- en Informatiewetenschappen, Rijksuniversiteit Groningen

Dit artikel is in 2013 verschenen in het februari/maart-nummer van Onze Taal (82, 2), p. 56-57. De oorspronkelijke versie is ontoegankelijk. Dit is de toegankelijke versie (voldoet aan WCAG).

Steeds vaker hoor je over ‘teksten op B1-niveau’. Die zouden begrijpelijk zijn voor maar liefst 95% van de Nederlanders. Waar komt dat idee vandaan? En hoe meet je zoiets? Communicatiewetenschapper Carel Jansen over ongegronde aannames en de misverstanden die daar het gevolg van zijn.

Het gaat goed vooruit met de begrijpelijkheid van onze autoverzekeringspolissen. Zo lijkt het tenminste. Terwijl in 2011 maar één op de tien verzekeraars zijn klanten polissen stuurde die voor het grootste deel van hen te begrijpen waren, kreeg anno 2012 al één op de vier verzekeraars dat voor elkaar. De beste prestaties werden geleverd door Allsecur, Hema en Onnaonna. Die verzekeraars zijn er namelijk in geslaagd hun polissen te herschrijven op het zogenaamde B1-niveau. Daarmee zijn ze voor maar liefst 95% van de Nederlanders begrijpelijk geworden. Dat valt allemaal te lezen op Verzekeringssite.nl.

Intussen schreef de Gezondheidsraad vorig jaar in een rapport voor Minister Schippers: “Het taalniveau van bestaand informatiemateriaal moet getoetst en eventueel worden aangepast om de tekst op taalniveau B1 te krijgen. Dit is het niveau dat 95% van de Nederlandse bevolking kan begrijpen.” Ook de Rabobank biedt zijn klanten tegenwoordig hypotheekoffertes op dat taalniveau. Dat meldt althans de site van het advies- en trainingsbureau BureauTaal. Dat bureau lanceerde het idee dat van teksten in het Nederlands vastgesteld kan worden op welk taalniveau ze geschreven worden. Het gemakkelijkst zijn teksten op A1-niveau, en dan loopt de moeilijkheidsgraad op van A2, B1, B2 en C1 tot en met C2. Die niveaus heeft BureauTaal afgeleid uit het ERK, het Europees Referentiekader voor de talen dat in 2001 werd vastgesteld door de Europese Unie. Van Bureautaal is ook de stelling afkomstig dat teksten op niveau B1 voor zo'n 95% van de Nederlandse bevolking begrijpelijk zijn.

Niets nieuws

Als we er maar in slagen onze teksten te schrijven op B1-niveau, zijn we dus verstaanbaar voor (bijna) iedereen. Het klinkt prachtig en het is ook haalbaar, tenminste als we BureauTaal moeten geloven, plus een hele reeks andere taal- en tekstbureaus die BureauTaal op deze weg zijn gevolgd. Trainingen, cursussen, workshops waar je leert op B1-niveau te schrijven - ze zijn er te kust en te keur. De klanten komen overal vandaan: van de overheid, van woningcorporaties, uit het onderwijs, de financiële wereld, de gezondheidszorg, enzovoort. Ook gerenommeerde instellingen als Loo van Eck, Radboud in’to Languages en Taalcentrum-VU doen mee aan de nieuwe mode. En bij Onze Taal komen dringende verzoeken binnen van professionele tekstschrijvers om een uitleg hoe je dat eigenlijk moet doen, schrijven op B1-niveau. Want dat is wat veel opdrachtgevers tegenwoordig eisen, zonder erbij te zeggen op wat voor tekstkenmerken ze dan doelen. Dat moet de tekstschrijver zelf maar uitzoeken.

Dat laatste valt nog niet mee. Het enige wat de BureauTaal, de uitvinder van het schrijven op B1-niveau, op zijn site meldt over de specifieke tekstkenmerken van teksten op dit taalniveau, is dat de opbouw logisch is, dat de zinnen kort, persoonlijk en actief zijn en dat er hoogfrequente woorden worden gebruikt. Maar daarmee is er niets nieuws onder de zon. Dat geldt ook voor wat er over B1-niveau staat in publicaties van BureauTaal als Schrijven in eenvoudig Nederlands en De taal van mr. Jip van Harten en dr. Janneke Bavelinck. Precies dezelfde adviezen als die daarin te vinden zijn - en een heleboel andere nuttige aanwijzingen – komen al sinds jaar en dag voor in communicatiehandboeken en schrijfvaardigheidscursussen in binnen- en buitenland.

Vaardigheidsniveaus

Dat de kenmerken van schrijven op B1-niveau inhoudelijk niets toevoegen aan wat al lang door professionals in dit vakgebied wordt geadviseerd, hoeft op zichzelf geen probleem te zijn. Ook bij een geslaagd product kan het een goed idee zijn om af en toe een nieuwe naam of een nieuw logo te gebruiken en zo weer extra aandacht te trekken. Pijnlijk zijn wel de ongegronde en verkeerde aannames waarop de pretenties rond taalniveau B1 gebaseerd zijn, en de misverstanden die daar het gevolg van zijn over al het moois dat B1 ons zou kunnen brengen.

Om te beginnen heeft het Europees Referentiekader waar BureauTaal zijn taalniveaus vandaan heeft, helemaal geen betrekking op het moeilijkheidsniveau van teksten. Het gaat in het ERK niet over teksten, maar enkel en alleen om vaardigheden van mensen om te mondeling en schriftelijk met elkaar te communiceren, en dan nadrukkelijk in een Europese taal die niet hun moedertaal is. Sinds enkele jaren kan dankzij de zes niveaus van het ERK overal in Europa een eenduidige betekenis worden gegeven aan een uitslag van een test die bijvoorbeeld luidt dat een Nederlander een spreekvaardigheid in het Portugees heeft op niveau A1 (‘beginner’) of A2 (‘beginner plus’), dat een Griek Italiaans spreekt op niveau B1 (‘halfgevorderde’) of B2 (‘gevorderde’), of dat een Duitser een leesvaardigheid heeft in het Frans op niveau C1 (‘vergevorderde’) of C2 (‘bijna moedertaal’).

Dat is op zichzelf prachtig, maar verder gaat het ERK niet. Zeggen dat een tekst een taalniveau heeft van bijvoorbeeld B1 of C2, is niet meer dan een slag in de lucht. Zo’n uitspraak kan pas gedaan worden als er onderzoek gedaan is waarin kenmerken van teksten gekoppeld zijn aan de vaardigheidsniveaus van lezers in termen van het ERK. Zulk onderzoek is nog niet beschikbaar. Zolang dat zo is, is het zinloos om uitspraken te doen over het taalniveau van de polisvoorwaarden van een verzekeringsmaatschappij, of om te stellen dat alle teksten in de gezondheidszorg op niveau B1 moeten komen.

Percentages

Dan de bewering dat 95% van de Nederlandse bevolking dat teksten op een bepaald zou kunnen begrijpen. Waar komt dat percentage vandaan? Het antwoord is te vinden in publicaties van medewerkers van BureauTaal. Daarin valt te lezen dat in Nederland niemand niveau C2 heeft (op zichzelf al een krasse mededeling..), en dat de niveaus C1, B2, B1, A2 en A1 gehaald worden door respectievelijk 15, 25, 40, 15 en 5 procent van de bevolking. Daarmee komt het percentage lezers met een taalniveau van B1 of hoger op 80%. Vervolgens wordt beweerd dat A2-lezers, als ze echt hun best doen, ook wel een niveautje hoger aankunnen dan hun eigenlijke niveau en dat ze dan dus ook teksten kunnen begrijpen op B1-niveau. De conclusie van BureauTaal is dat een tekst op B1-niveau voor 95% van de lezers toegankelijk zou zijn. Het is allemaal onzin. Als bron voor zijn percentages noemt BureauTaal een publicatie van de Nederlandse Taalunie, waarin verwezen wordt naar een gedegen OESO-onderzoek naar functionele geletterdheid van volwassenen in twaalf landen. Maar in het desbetreffende onderzoeksrapport staan heel andere cijfers dan die BureauTaal noemt. Terwijl BureauTaal stelt bijvoorbeeld dat alles bijeen 60% van de Nederlandse bevolking maximaal taalniveau B1 heeft, geldt dat in werkelijkheid voor nog geen 40%, zo concludeert de Taalunie met recht uit het OESO-rapport.

Ongegrond is verder de bewering dat mensen een tekst aan zouden kunnen die precies één Europees niveau hoger ligt dan wat hun eigenlijke niveau is. Wat is dan nog de betekenis van dat ‘eigenlijke niveau’? En als iemand daar al bovenuit kan stijgen, waar haalt BureauTaal het dan vandaan dat het maximaal haalbare niveau precies één niveau hoger ligt dan het eigenlijke niveau, en niet een half niveau hoger, of wie weet anderhalf niveau of twee niveaus? Het antwoord is nergens te vinden.

Geheim van de smid

Met raadselen omgeven is ook ‘Texamen’, het geautomatiseerde instrument dat BureauTaal heeft ontwikkeld om vast te stellen voor wat voor lezers een gegeven tekst geschikt is. Met Texamen kan iedereen die daarvoor abonnementskosten heeft betaald, nagaan of zijn tekst het taalniveau heeft dat bij de doelgroep hoort. Hoe Texamen dat precies doet, wordt niet naar buiten gebracht; dat beschouwt BureauTaal als het geheim van de smid. Wél is duidelijk dat bij de ontwikkeling van Texamen geen gebruik is gemaakt van gegevens over tekstbegripprestaties van echte lezers, maar van inschattingen van die prestaties door een aantal mbo-docenten. Dat maakt het interessant om na te gaan in hoeverre Texamen er bij willekeurig gekozen teksten in slaagt om correcte voorspellingen over de leesbaarheid te doen.

Een recent onderzoek naar die vraag, met negentien teksten over verschillende onderwerpen en met 125 lezers die ieder vier van die teksten voorgelegd kregen, leverde resultaten op die niet geruststellend kunnen zijn voor de klanten van BureauTaal die Texamen gebruiken. De samenhang tussen de voorspellingen en de prestaties van de lezers bleek zó gering dat er geen wetenschappelijk onderbouwde uitspraak over te doen is. Zelfs de klassieke, intussen niet voor niets in diskrediet geraakte leesbaarheidsformules bleken betere informatie te geven over de moeilijkheidsgraad van de teksten dan met Texamen lukte. Voor meer informatie over dit onderzoek zie www.careljansen.nl/oratie.pdf.

Pijnlijk

De conclusie moet zijn dat schrijven op B1-niveau niet meer is dan een aantrekkelijk klinkende maar inhoudelijk lege term. Er ligt geen behoorlijk onderzoek aan ten grondslag, niemand weet wat er nieuw aan is en het instrument om na te gaan of het gelukt is, blijkt niet te deugen. Net als elders geldt ook in de wereld van de schriftelijke communicatie het adagium ‘de klant is koning’ - of die klant nu een cursist is die beter wil leren schrijven of een opdrachtgever die wil dat zijn teksten door een groter publiek begrepen worden.

Vooralsnog lijkt die klant op de keizer uit het beroemde sprookje van Andersen. Die liet zich er door een paar bijdehante en winstbeluste kleermakers toe verleiden de meest wonderbaarlijke kleren te bestellen, terwijl hij kon weten dat de kleermakers hun beloften niet konden waarmaken. BureauTaal en de andere bureaus met loze taalniveaubeloften doen er intussen goed aan hun klanten voortaan een eerlijk verhaal te vertellen. Daarmee voorkomen ze dat ze - net als de kleermakers die de keizer zo smadelijk in zijn blootje lieten paraderen – niet alleen hun klanten, maar ook zichzelf pijnlijk voor schut zetten.